Gepubliceerd op 24-02-2020

Schans

betekenis & definitie

Het begrip schans heeft 2 verschillende betekenissen:

1. schans - schans - v. (-en), (Zuidn.) takkenbos.

2. schans - schans - v. (-en), (vest.) elke verschansing in de gedaante van een vier-, vijf- of zeshoek, fort, wal: eene schans graven, opwerpen, verdedigen,
— (spr.) oude paarden jaagt men achter de schans, oude bedienden schaft men (ondankbaar) af;
— (zeew.) bovenste achterdeel van ’t schip, boven de kajuit.SCHANSJE, o. (-s),
— strafkolonie te Ommerschans: hij gaat naar de schans.