Opscherpen (scherpte op, heeft opgescherpt), scherper maken: een mes opscherpen;
— een koffiemolen opscherpen, de messen erin aanscherpen;
— de ijzers van een paard opscherpen, het scherper zetten;
— opwekken : den geest opscherpen;
— iemand het geheugen opscherpen, hem verschillende zaken in herinnering brengen;
— vermeerderen, doen toenemen : zijne aandacht opscherpen, meer aandacht wijden aan iets;
— aanzetten, aansporen : iemands vlijt, ijver opscherpen. OPSCHERPING, v. (-en), het opscherpen; (fig.) prikkel.