Omverstooten (stiet, stootte omver, heeft omvergestooten), omverwerpen, met een woesten stoot onderstboven doen vallen, veelal uit onvoorzichtigheid, onbesuisdheid of lompheid: eensklaps wilde hij zijn glas grijpen, doch stiet het omver;
— (ook van winden, golven enz.) met woest geweld omwerpen; (fig.) omwerpen, te gronde richten: hij droomt... de laatste troon ligt reeds omvergestooten; (fig.) doen instorten, als ongegrond of nietig wederleggen: hij heeft de stellingen van zijn tegenstander een voor een omvergestooten;
— in duigen doen vallen, verijdelen: gij stoot alles omver, wat ik voor uw heil bedacht.