Omtreuzelen (treuzelde om, heeft omgetreuzeld), treuzelend omloopen, iets treuzelend of talmend verrichten, zonder veel uit te voeren: och, hij treuzelt maar zoo wat om, en heeft den heelen dag bijna niets uitgevoerd; treuzelend of talmend met iets te werk gaan; nu en dan er aan werken, maar traag en dralend, en zonder veel te vorderen: o foei, kind, wat treuzel je weer met je naaiwerk om.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk