omglijden, (gleed om, heeft en is omgegleden), (w. g.) in de rondte, om iets heen glijden;
—glijdend omdraaien, omloopen : de wijzer glijdt bijna onmerkbaar om;
— ongemerkt omloopen, allengs voorbijgaan : het leven glijdt om;
— (w. g.) her- en derwaarts glijden;
— uitglijden en omvallen : de vloer was zoo glad, dat hij bijna was omgegleden;
— doen omvallen door er tegen aan te glijden.