Het begrip hachje heeft 2 verschillende betekenissen:
1. hachje - HACHJE, o. (-s), koene, vermetele knaap, waaghals: ’t is een hachje; hij was ’t hachje van de straat, de belhamel;
— matroos. Jantje, inz. op de oorlogsvloot.
2. hachje - HACHJE, o. (-s), in de uitdr. zijn hachje wagen, zijn lichaam, zijn leven wagen; hij is bang voor zijn hachje; er het hachje bij inschieten, het met den dood bekoopen; het hachje laten varen, de prooi loslaten, het opgeven; vgl. HACHT.