GLASSCHRIJVER, m. (-s), graveur, teekenaar op glas;
...SCHUIM, o. glasgal;
...SLAG, o. (Zuidn.) glassponning;
...SLAK, SLEK, v. (-ken), vuile stof in gesmolten glas;
...SLANG, v. (-en), eene Amerikaansche slangensoort met bijzonder brozen staart;
...SLIJPER, m. (-s), iem. die glas slijpt, bij het maken van brilleglazen, spiegelglas enz.;
...SNIJDER, m. (-s), een werktxiig met diamanten punt om glazen platen op de vereischte grootte af te snijden;
...SPECIE, v. glasmassa;
...SPINNEN, o. het uittrekken van glas tot zeer lange, fijne, buigzame draden;
...SPONNING, v. (-en), (bouwk.) uitholling in het ringhout en de roeden van een vensterraam, waarin de vensterruiten passen;
...STAAF, v. (...staven), glazen staaf:
...STEEN, m. (-en), geblazen of geperste holle bouwsteen uit glas of draadglas, tot het metselen van licht doorlatende wanden.