GEKRULD, bn. (van haar, inz. het hoofdhaar van menschen, of van het haar van dieren) krullend, kruiswijze golvend, krullig; zij heeft mooi gekruld haar; een poedel met glanzend gekruld haar;
— (spr.) gekrulde haren, gekrulde zinnen;
— (van menschen en dieren, of van hun hoofd; bij dieren ook van de huid en andere lichaamsdeelen met krullend haar bedekt: wat is die hond mooi gekruld; een hond met een langen gekrulden staart,;
— (van verschillende voorwerpen) zich in eene krul of kromming uitstrekkend, krulsgewijze gebogen bladeren met gekrulde randen; een gekruld blad; gekrulde zuring, zuring met gekrulde bladeren