Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie O
- Opzingen
- Opzinger
- Opzitkaars
- Opzitten
- Opzitter
- Opzoeken
- Opzoetbeitel
- Opzoeten
- Opzolderen
- Opzouten
- Opzuigen
- Opzuipen
- Opzuiverbeitel
- Opzuiveren
- Opzuren
- Opzwaaien
- Opzwabberen
- Opzwalpen
- Opzweepen
- Opzweeper
- Opzwelgen
- Opzwellen
- Opzwemmen
- Opzweren
- Opzwetten
- Ora
- Oraal
- Orageus
- Orakel
- Orakelachtig
- Orakelblad
- Orakelen
- Orakelspreuk
- Orang
- Orang-oetan(g)
- Orangeade
- Orangisten
- Oranje
- Oranje chromaat
- Oranjeachtig
- Oranjeappel
- Oranjebeweging
- Oranjebloesem
- Oranjeboom
- Oranjegezind
- Oranjegezinde
- Oranjehuis
- Oranjekist
- Oranjekleurig
- Oranjekop
- Oranjerie
- Oranjesap
- Orans
- Orant
- Orateur
- Oratie
- Orator
- Oratorisch
- Oratorium
- Orberen
- Orchestrion
- Orchidee
- Orchideeënkas
- Ordaliën
- Orde
- Orde-oefening
- Ordeband
- Ordebroeder
- Ordeketen
- Ordekleed
- Ordekruis
- Ordelievend
- Ordelijk
- Ordelint
- Ordeloos
- Ordenen
- Ordentelijk
- Order
- Orderbriefje
- Ordeteeken
- Ordinair
- Ordinantie
- Ordinaris
- Ordinarium
- Ordinaten
- Ordinatie
- Ordineeren
- Ordonnans
- Ordonnansdienst
- Ordonnantie
- Ordonnateur
- Ordonneeren
- Oreade
- Oreeren
- Orega
- Orego
- Oreillon(s)passertje
- Oreld
- Orelline
- Oremus