Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie K
- Knoestachtig
- Knoesterig
- Knoestgezwel
- Knoestig
- Knoet
- Knoetachtig
- Knoetel
- Knoetig
- Knoetin
- Knoetslag
- Knoffelen
- Knoflook
- Knoflookblad
- Knok
- Knoken
- Knokig
- Knokkel
- Knokkelachtig
- Knokkelkoorts
- Knol
- Knolachtig
- Knolgewas
- Knolkers
- Knollenakker
- Knollentuin
- Knollenwitje
- Knolleschil
- Knollig
- Knolraap
- Knook
- Knoop
- Knoopband
- Knoope
- Knoopendoos
- Knoopendraaier
- Knoopenschrift
- Knoopgras
- Knoopig
- Knoopkoord
- Knoopsgat
- Knoopsgatenschaar
- Knoopster
- Knoopwerk
- Knop
- Knopas
- Knoppen
- Knoppenbijter
- Knopschub
- Knopspeld
- Knopvorming
- Knor
- Knorachtig
- Knorbeen
- Knorder
- Knorfbeen
- Knorhaan
- Knorpelhuid
- Knorren
- Knorrepot
- Knorrig
- Knorvleesch
- Knot
- Knoteren
- Knots
- Knotsboom
- Knotsen
- Knotten
- Knotter
- Knotwilg
- Knuddig
- Knuf
- Knuffelaar
- Knuffelen
- Knuffelig
- Knuffen
- Knuist
- Knuivelingen
- Knul
- Knullig
- Knungel
- Knungelen
- Knungelig
- Knuppel
- Knuppeldam
- Knuppelen
- Knuppelhout
- Knuren
- Knus
- Knutselaar
- Knutselarij
- Knutselen
- Knutselwerk
- Knuttel
- Knutten
- Knutteren
- Knutterig
- Knuttig
- Kobalt
- Kobalt-ultramarijn
- Kobaltblauw