Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie V
- VERTOBBEN
- VERTOEF
- VERTOEVEN
- VERTOLKEN
- VERTOLKER
- VERTOLLEN
- VERTONNEN
- VERTOOG
- VERTOOGEN
- VERTOON
- VERTOONBAAR
- VERTOONDAG
- VERTOONEN
- VERTOONER
- VERTOORNEN
- VERTOOVEREN
- VERTORSEN
- VERTRAGEN
- VERTRAPPELEN
- VERTRAPPELING
- VERTRAPPEN
- VERTRAPPER
- VERTREDEN
- VERTREDER
- Vertrek
- VERTREKKEN
- VERTREKPLAATS
- VERTRENZEN
- VERTREUREN
- VERTREUZELEN
- VERTROETELD
- VERTROETELEN
- VERTROOSTBAAR
- VERTROOSTEN
- VERTROOSTEND
- VERTROOSTERES
- VERTROUWBAAR
- VERTROUWD
- VERTROUWDE
- VERTROUWELIJK
- VERTROUWELING
- Vertrouwen
- VERTUIANKER
- VERTUIEN
- VERTUIGEN
- VERTUIND
- VERTUINING
- VERTUININGSPLANK
- VERTUISCHEN
- VERTWIJFELD
- VERTWIJFELEN
- VERUITZIEND
- VERVAAKT
- VERVAARD
- VERVAARDIGEN
- VERVAARDIGER
- VERVAARLIJK
- Verval
- VERVALDAG
- Vervallen
- VERVALSCHEN
- VERVALSCHER
- VERVALTHEORIE
- VERVALTIJD
- VERVANGEN
- VERVANGER
- Vervaren
- VERVATEN
- VERVATTEN
- VERVE
- VERVEEREN
- VERVEERTIJD
- VERVEGEN
- VERVELEN
- VERVELEND
- VERVELING
- VERVELLEN
- VERVELOOS
- VERVEN
- VERVENEN
- VERVENER
- VERVER
- VERVERIJ
- VERVERSAMBACHT
- VERVERSCHEN
- VERVERSCHINGSHAVEN
- VERVERSDISTEL
- VERVERVEN
- VERVETTEN
- VERVIERDUBBELEN
- VERVIG
- VERVIJLEN
- VERVILTEN
- VERVLAAMSCHEN
- VERVLECHTEN
- VERVLEEZEN
- VERVLIEGEN
- VERVLIETEN
- VERVLOEIEN
- VERVLOEKEN
