Gepubliceerd op 31-08-2018

AUTORITEIT

betekenis & definitie

v. (-en), erkend gezag, macht over anderen de autoriteit der hooge regeering;

— de vaderlijke autoriteit, macht die een vader over zijne kinderen heeft;
— eigener autoriteit iets doen, op eigen gezag;
— overheidspersoon: zich tot de bevoegde autoriteit wenden; civiele en militaire autoriteiten;
— de autoriteit van een schrijver, ’t gezag dat zijne uitspraken hebben in datgene waarover hij schrijft;
— Prof. Fruin is eene autoriteit op 't gebied der vaderlandsche geschiedenis, zijne uitspraken hebben gezag, worden algemeen aangenomen.