BEHAARD, bn. met haar begroeid, ruig;
— (gew.) een sterken haargroei hebbende;
— (plantk.) behaarde bladeren, bloembladen, zaden, vruchten, met fijne haartjes erop. BEHAARDHEID, v. het behaard zijn.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: