Gepubliceerd op 31-08-2018

AFSNELLEN

betekenis & definitie

(snelde af, is en heeft afgesneld), (personen

— voetgangers, ruiters en schaatsenrijders
— in dichterlijken stijl ook van werptuigen), zich met snelheid verwijderen, ijlings wegspoeden;
— (van personen) op iem. of iets afsnellen, recht op iem. of iets toesnellen, zich ijlings daarheen spoeden: met een kreet van blijdschap snelde de vreemdeling op hem af;
— van eene hooger gelegen plaats naar eene lagere snellen van een heuvel, van eene hoogte afsnellen, ook den berg, den heuvel, de helling afsnellen;
— snel naar beneden stroomen langs die kanalen snelt het bruisend water af;
— een afstand ten einde toe met snelle vaart doorloopen, ijlings afleggen binnen het uur snelden de ruiters den heelen straatweg af.

< >