Gepubliceerd op 14-11-2017

aankleeden

betekenis & definitie

Aankleeden - (kleedde aan, heeft aangekleed), kleederen aantrekken (met name de bovenkleederen); - eene kamer aankleeden, op orde brengen, alle meubelen naar behooren plaatsen, opsieren; een huis aankleeden, meubileeren; - iemand aankleeden, de benoodigde meubels leveren, voor zijne geheele uitrusting zorgen; - ik zal hem wel aankleeden, ik zal de zaak met hem wel in orde brengen; (ook) iets te duur verkoopen; - daarvoor kleed ik mij aan, ik reken mij in staat of bevoegd dat te doen.

< >