bn. bw. (-er, -st),
1. (thans w.g.) zorg betonend, toegewijd, zorgvuldig : mijn oudste zuster is zeer zorglijk ; — 2. zorg veroorzakend, onrustbarend, gevaarlijk : in zorglijke omstandigheden; de zieke ligt zorglijk ; — meton. : ’t zorglijk leger (Staring).