I. (onttroonde, heeft onttroond), van de troon stoten: staatsomwentelingen, waarbij menigmaal de vorst onttroond wordt; — (fig.) uit een aanzienlijke of belangrijke positie verdrijven, verdringen: de courant dreigt onttroond te worden door de radio en de film.
II. (onttroonde, heeft onttroond), (w. g.) wegtronen van: waarom mij dit lieve beeld onttroond?