Werkwoorden vervoegen
onttronen
Tegenwoordige tijd onttronen
Ik onttroon
Jij onttroont
onttroon jij?
U onttroont
Hij/Zij/Het onttroont
Wij onttronen
Jullie onttronen
Zij onttronen
Verleden tijd van onttronen
Ik onttroonde
Jij/U onttroonde
Hij/Zij/Het onttroonde
Wij onttroonden
Jullie onttroonden
Zij onttroonden
Voltooid deelwoord van onttronen
onttroond
Tegenwoordig deelwoord van onttronen
onttronend