(moeide, heeft gemoeid),
1. (boekent.) moeite, last, hinder veroorzaken : men moeide hem niet en vergaf hem; 2. betrekken, mengen (in): iem. in een zaak moeien; de regering werd in de zaak gemoeid; — met iets gemoeid zijn, (van een zaak), daarbij op het spel staan, of daarbij verloren gaan: zijn leven is er mee gemoeid; — de ganse dag is er mee gemoeid, is er voor nodig, gaat er mee heen;
3. zich moeien, zich (met iets) bemoeien, zich met iets inlaten.