Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kastelein

betekenis & definitie

m. (-s),

1. (oudt.) slotvoogd: de kastelein van Montfoort; kastelein van Muiden, titel van de op het Muiderslot zetelende drost;
2. (eert.) pachter van een stadslogement, (thans) herbergier, waard in ’t alg.;
3. (Zuidn.) iem. die voor de eigenaar van een hofstede deze beboert, pachter.