Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- Transitogoederen
- Transitohandel
- Transitohaven
- Transitoir
- Transitopaspoort
- Transitoverkeer
- Transitowissel
- Transkapel
- Translaat
- Translateren
- Translateur
- Translateurschap
- Translatie
- Translatrice
- Translocatie
- Transmigrant
- Transmigratie
- Transmissie
- Transmitteren
- Transmutabel
- Transmutatie
- Transmutatieleer
- Transmutatietheorie
- Transneptunisch
- Transparant
- Transparantje
- Transpiratie
- Transpireren
- Transplantatie
- Transplanteren
- Transponeren
- Transport
- Transportabel
- Transportapparaat
- Transportarbeider
- Transportarbeidersbond
- Transportatie
- Transportband
- Transportbedrijf
- Transporteren
- Transportering
- Transporteur
- Transportfiets
- Transportinrichting
- Transportkabel
- Transportkosten
- Transportmachine
- Transportondernemer
- Transportonderneming
- Transportprobleem
- Transportschip
- Transportschroef
- Transportverzekering
- Transportvliegtuig
- Transportwagen
- Transportweg
- Transportwezen
- Transpositie
- Transsubstantiatie
- Transuranen
- Transvaals
- Transvaler
- Transvers
- Transversaal
- Trant
- Trantelen
- Tranten
- Trap
- Traparm
- Trapas
- Trapauto
- Trapbaluster
- Trapbalustrade
- Trapbeweging
- Trapboom
- Trapbordes
- Trapbreedte
- Trapcontact
- Trapdeur
- Trapdrukmachine
- Trapèze
- Trapezium
- Trapezoïde
- Trapezus
- Trapgang
- Trapgans
- Trapgansje
- Trapgat
- Trapgevel
- Trapgranaat
- Trapgrond
- Traphek
- Traphoren
- Trapjaar
- Trapje
- Trapjesgevel
- Trapjesglooiing
- Trapkoord
- Trapkuil
- Trapladder
