Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- Trambank
- Trambel
- Trambestuurder
- Trambeugel
- Tramboekje
- Tramconcessie
- Tramconducteur
- Tramconductrice
- Tramcontroleur
- Tramdienst
- Tramdienstregeling
- Tramhalte
- Tramhuisje
- Tramkaartje
- Tramlijn
- Trammaatschappij
- Trammachine
- Trammelan(t)
- Trammelanten
- Trammen
- Trammetje
- Tramnet
- Tramnummer
- Tramontane
- Tramp
- Trampaal
- Trampaard
- Trampboot
- Trampelen
- Trampersoneel
- Tramrails
- Tramrijtuig
- Tramroute
- Tramsectie
- Tramtrein
- Tramverbinding
- Tramverkeer
- Tramwagen
- Tramweg
- Tramwiel
- Tramzijde
- Trance
- Tranchant
- Tranche
- Tranche de vie
- Trancheeën
- Trancheermes
- Trancheervork
- Trancheren
- Trancheur
- Tranen
- Tranenbeek
- Tranenbrood
- Tranendal
- Tranenflesje
- Tranenkruikje
- Tranenlach
- Tranenmeer
- Tranenstroom
- Tranenvloed
- Tranig
- Tranigheid
- Tranquil
- Tranquilliteit
- Trans
- Transactie
- Transalpijns
- Transatlantisch
- Transbordeur
- Transcendent(aal)
- Transcendentalisme
- Transcendentie
- Transcenderen
- Transcontinentaal
- Transcript
- Transcriptie
- Transeat (cum ceteris)
- Transept
- Transeptaltaar
- Transes
- Transfer
- Transfereren
- Transferovereenkomst
- Transfiguratie
- Transfigureren
- Transformatie
- Transformator
- Transformatorblik
- Transformatorhuisje
- Transformatorolie
- Transformatorstation
- Transformatorzuil
- Transformeren
- Transfusie
- Transfusieapparaat
- Transfusiedienst
- Transgressie
- Transietinstrument
- Transigeren
- Transitief
