Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Trant

betekenis & definitie

m., manier, vaste wijze van handelen, leven enz.; stijl; schilderen in de trant van Rubens; uitbundig, naar de trant der Zuiderlingen; naar de oude trant, mode, smaak: — (zegsw.) dat is zijn trant, dat is wat hij nodig heeft, dat is het ware voor hem; — (veroud.) naar den (echten) trant, op de goede wijze, zoals het hoort.