Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie L
- Laatkomer
- Laatkop
- Laatlijdig
- Laatmes
- Laatmis
- Laatspook
- Laatst
- Laatstelijk
- Laatstgeboren(e)
- Laatstgemeld(e)
- Laatstgenoemd(e)
- Laatstleder
- Laatstmaal
- Laatte
- Laatvlieger
- Laatvlijm
- Lab
- Labaar
- Labadist
- Laban
- Labarum
- Labbei
- Labbeien
- Labbekak
- Labbekakken
- Labbekakker
- Labbekakkerij
- Labbekakster
- Labben
- Labber
- Labberdaan
- Labberdoedas
- Labberen
- Labberente
- Labberkoelte
- Labberlot
- Labberlotten
- Labberlottig
- Labberlut
- Labboon
- Labda
- Labdaciden
- Labdacus
- Label
- Laberius
- Labeur
- Labeurder
- Labeuren
- Labeurgrond
- Labeuring
- Labeurpaard
- Labiaal
- Labiaalpijp
- Labiaten
- Labiel
- Labiënus
- Labiliteit
- Labitur et labetur in omne volubilis aevum
- Labor improbus
- Labor ipse voluptas
- Labor omnia vincit / improbus et duris urgens in rebus egestas
- Laborant
- Laborare est orare
- Laboratorium
- Laboratoriumbediende
- Laboratoriumgebouw
- Laboratoriumjas
- Laboratoriumonderzoek
- Laboratoriumproef
- Laboratoriumuren
- Laboratoriumwerk
- Laboreervertrek
- Laboreren
- Laborieus
- Laborum dulce lenimen
- Labour
- Labradorsteen
- Labroïden
- Labyrint
- Labyrintgas
- Labyrintspin
- Labyrintvissen
- Lac vinum infantium, vinum lac senum
- Lacchus
- Lacedaemon
- Lacet
- Lach
- Lachbui
- Lachdingen
- Lachduif
- Lachebek
- Lachen
- Lachend
- Lachenderwijs
- Lacher
- Lacherig
- Lacherij
- Lâches oppresseurs de la terre
- Lachesis
- Lachgas