Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie L
- Lambdanaad
- Lambel
- Lambiek
- Lambrekijn
- Lambrizeersel
- Lambrizeerwerk
- Lambrizeren
- Lambrizering
- Lamdicht
- Lamech
- Lameer
- Lameerachtig
- Lamel
- Lamelleren
- Lament
- Lamentabel
- Lamentatie
- Lamenteren
- Lamento
- Lamentoso
- Lameren
- Lameroen
- Lamet
- Lamfer
- Lamgat
- Lamheid
- Lamia
- Lamijhek
- Lamijne
- Lamineren
- Lamlendig
- Lamlendigheid
- Lamlul
- Lamme
- Lammeken, o. (-s)
- Lammekezoet
- Lammeling
- Lammelot
- Lammelottig
- Lammen
- Lammenadig
- Lammeren
- Lammerengeduld
- Lammerenhout
- Lammerenkooi
- Lammergang
- Lammergier
- Lammermarkt
- Lammernoot
- Lammerstaart
- Lammertjesbaai
- Lammertjesnoot
- Lammerwolkjes
- Lammerzacht
- Lammerzoet
- Lammetje
- Lammetjesoren
- Lammetjespap
- Lammig
- Lammigheid
- Lamoen
- Lamoenstok
- Lamp
- Lampedrager
- Lampeglas
- Lampekap
- Lampekleedje
- Lampekousje
- Lampenfabriek
- Lampenhok
- Lampenist
- Lampenjongen
- Lampenkatoen
- Lampenkoorts
- Lampenmaker
- Lampenpoetser
- Lampenroet
- Lampenuitblazer
- Lampepit
- Lamper
- Lampeschaar
- Lampestandaard
- Lampet
- Lampetkan
- Lampetkom
- Lampetten
- Lampetuit
- Lampetwater
- Lampfitting
- Lamphouder
- Lampion
- Lampionplant
- Lampist
- Lampisterij
- Lampje
- Lampkatoen
- Lamplicht
- Lampolie
- Lampongaap
- Lampoot