Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie G
- Gorgelpijp
- Gorgeltje
- Gorgias
- Gorgonen
- Gorgonisch
- Gorig
- Gorigheid
- Gorilla
- Gorren
- Gorrig
- Gors
- Gors, vogel
- Gorsdijk
- Gorsje
- Gorsland
- Gort, gerst
- Gort, vloek
- Gort(e)pap
- Gortbeuling
- Gortbuik
- Gortbus
- Gortebrij
- Gortenteller
- Gorter
- Gorterij
- Gortgezwel
- Gortig
- Gortigheid
- Gortje
- Gortketel
- Gortmeel
- Gortmolen
- Gortmout
- Gortpeller
- Gortpellerij
- Gortpelmolen
- Gortrijst
- Gortspaan
- Gortvlokken
- Gortwater
- Gortwinkel
- Gortworm
- Gortworst
- Gortzak
- Gorzerij
- Gorzing
- Gospodar
- Gossiemijne
- Got(h)isch
- Goteling
- Gothiek
- Gothiekje, gothiekske
- Gott erhalte franz den kaiser
- Gott strafe england
- Gottegot
- Gottes mühlen mahlen langsam, mahlen aber trefflich klein
- Gouache
- Goud
- Gouddraad
- Gouddropje
- Goudelingspepping
- Goudelixer
- Gouden
- Goudenregen
- Gouderts
- Goudhaanseten
- Goudhaantje
- Goudhaar
- Goudkalk
- Goudlaken
- Goudlakens
- Goudland
- Goudmijn
- Goudmol
- Goudron
- Gouds
- Goudsbloem
- Goudschaal
- Goudsmeden
- Goudsmederij
- Goudsmid
- Goudsmidsgezel
- Goudsmidsmerk
- Goudsmidsstempel
- Goudsmidswinkel
- Goudsoldeer
- Goudspinner
- Goudspinnerij
- Goudsteen
- Goudster
- Goudstof
- Goudstoffer
- Goudstroom
- Goudstuk
- Goudtinctuur
- Goudtopaas
- Goudtrekker
- Goudvaal
- Goudvaren
- Goudveil