Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- Donderdag
- Donderdags
- Donderdistel
- Donderement
- Donderen
- Dondergans
- Dondergod
- Dondergoud
- Donderhond
- Donderjagen
- Donderjool
- Donderkeil
- Donderknal
- Donderkop
- Donderkruid
- Donderlucht
- Donderpad
- Donderpoeder
- Donderroede
- Donders
- Donderscherm
- Donderslag
- Donderspil
- Dondersteen
- Donderstem
- Donderster
- Donderstraal
- Dondertje
- Dondertoren
- Dondervlaag
- Donderweer
- Donderwerk
- Donderwolk
- Donderzaad
- Donderzilver
- Donderzwart
- Donec eris felix multos numerabis amicos; tempora si fuerint nubila, solus eris
- Dong
- Dongen
- Donghoop
- Donk
- Donk, moeras
- Donker, bn. bw
- Donker, zn
- Donkerachtig
- Donkerblauw
- Donkerbruin
- Donkeren
- Donkergeel
- Donkergrauw
- Donkergrijs
- Donkergroen
- Donkerheid
- Donkerte
- Donkey
- Donkeyketel
- Donkeyman
- Donna
- Donna è mobile
- Donner et retenir ne vaut
- Donnez m’en ie secret et je vous sers sans gages
- Dono dedit
- Donor
- Donquichotterie
- Dons
- Dons, bons
- Donsachtig
- Donsgans
- Donsje
- Donst
- Donsveren
- Donsvlinder
- Donum desuper datum
- Donum exitiaie minervae
- Donzen
- Donzen, bonzen
- Donzig
- Donzigheid
- Dood, bn
- Dood, m
- Dood(s)vlek
- Dood(s)zweet
- Doodaf
- Doodakte
- Doodalleen
- Doodarm
- Doodattest
- Doodbaar
- Doodbed
- Doodbedaard
- Doodbeeldeke
- Doodbenauwd
- Doodbericht
- Doodbidder
- Doodbiddersgezicht
- Doodbijten
- Doodbijting
- Doodblijven
- Doodbloeden
- Doodboek