Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- Doodskreet
- Doodslaan
- Doodslaap
- Doodslag
- Doodslager
- Doodsmare
- Doodsmijten
- Doodsnik
- Doodsnoeien
- Doodsnood
- Doodsoorzaak
- Doodsschrik
- Doodsslaap
- Doodssnik
- Doodssponde
- Doodsstond
- Doodsstrijd
- Doodsstuip
- Doodstampen
- Doodsteek
- Doodsteken
- Doodsteking
- Doodstijding
- Doodstil
- Doodstilte
- Doodstraf
- Doodstrek
- Doodstroom
- Doodsuur
- Doodsvallei
- Doodsverachting
- Doodsverf
- Doodszwijm
- Doodszwijmel
- Doodtij
- Doodtoevallig
- Doodtrappen
- Doodvallen
- Doodverf
- Doodverklaren
- Doodverklaring
- Doodverlegen
- Doodversleten
- Doodvervelend
- Doodverven
- Doodvijand
- Doodvijandin
- Doodvijandschap
- Doodvissen
- Doodvlag
- Doodvonnis
- Doodvreter
- Doodvriezen
- Doodwaaien
- Doodwade
- Doodwater
- Doodwerk
- Doodwerken
- Doodwond
- Doodzat
- Doodzeilen
- Doodziek
- Doodzonde
- Doodzuinig
- Doodzwak
- Doodzweten, zich
- Doodzwijgen
- Doof
- Doofachtig
- Doofachtigheid
- Doofgeboren
- Doofheid
- Doofpot
- Doofstom
- Doofstomheid
- Doofstomme
- Doofstommenalfabet
- Doofstommengesticht
- Doofstommeninstituut
- Doofstommenonderwijzer
- Doofstommenschool
- Dooi
- Dooien
- Dooier
- Dooiervlies
- Dooierzak
- Dooierzwam
- Dooiing
- Dooireglement
- Dooiwater
- Dooiweder
- Dook
- Dookanker
- Dookbout
- Dookgat
- Dookkram
- Dool
- Doolgang
- Doolhof
- Doolpad
