Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Crème

betekenis & definitie

(Fr.),

I. zn. v. (1—3.) en o. (4.),
1. room: chocolat à la crème, café à la crème; crème fouettée, slagroom; — bij vergelijking: het beste, het puikje; crème de la crème, het allerfijnste.
2. schuim; schuimachtige spijs (met geklopt eiwit); dikvloeibaar fondant: crème de vanille enz.; dikke likeur.
3. kosmetisch smeersel; vgl. huidcrême.

4. roomkleur; stof van zachtgele kleur: zij was deze avond in het crème.

II. bn., roomkleurig: een crème japon, crème papier.