v. (-en),
1. bros, licht, tweemaal gebakken baksel van tarwe, voorheen gewoonlijk als scheepsbeschuit, thans inz. de bekende tafelbeschuit: platte, ronde, hoge, lange, Haagse beschuit (als voorwerps- en als stofn.); — Weerter beschuit, toast.
2. (fig.) het is een fijne beschuit, een schijnheilige.