(zeulde af, heeft afgezeuld),
1. (zware voorwerpen) met moeite en inspanning half dragende, half slepende wegvoeren: ’t is een werkje, al die kisten en balen van de wal af te zeulen!
2. naar beneden zeulen: koffers van de zolder afzeulen ;
3. zich afzeulen, zich afmatten, door zware voorwerpen met moeite en inspanning te vervoeren: de knechts hebben zich bij die verhuisboel wat af gezeuld!