Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afpellen

betekenis & definitie

(pelde af, heeft en is afgepeld),

1. (de schil of de dop van vruchten, alsmede de basten van garnalen) wegnemen, afdoen door gaandeweg de delen los te maken en er af te trekken : de schil van een sinaasappel, de doppen van erwten en bonen afpellen ; ook een sinaasappel afpellen, erwten en bonen afpellen;
2. (vruchten en garnalen) ten einde pellen: al de noten zijn afgepeld; — alles afdoen wat er te pellen is ;
3. zich van de pel ontdoen, die loslaten; zich van de schil, de dop of de bast laten ontdoen, zich laten pellen : die noten pellen niet gemakkelijk af;

4. (gew. en fig.) hij heeft me dat weer afgepeld, het door aanhoudend vragen en smeken, als het ware tegen mijn zin van mij verkregen;

5. (schertsend soms van kinderen gezegd) ze ’s avonds uitkleden, als het bedtijd is ;
6. (Zuidn.) zijn vel pelt af, laat los, hij vervelt.

< >