(sloeg achteruit, heeft achteruitgeslagen),
1. met een achterpoot of beide achterpoten achterwaarts trappen (van rij- en trekdieren);
2. (fig.) (van mensen) zich onwillig of wederspannig betonen, heftig tegenstribbelen; (eert.) overspel bedrijven;
3. door slaan achteruitbrengen;
4. (v. e. scheepsschroef) terugwerken, zodat het schip achteruit getrokken wordt.