Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Titanen

betekenis & definitie

Titanen, zes zonen en zes dochters (ook wel: de Titaniden) van Ouranos en Gaia, respectievelijk goden van de hemel en de aarde. Hesiodos deelt mee dat de Titanen onder elkaar voor nageslacht zorgden. Okeanos verwekte bij Tethys de talloze Okeaniden, die gingen heersen over de zeeën, rivieren en meren. Koios verwekte bij Phoibe Leto en Asteria; Kreios bij Eurybia Astraios, Pallas en Perses; Hyperion bij Theia Helios (de Zon), Selene (de Maan) en Eos (de Dageraad). Iapetos verwekte bij Klymene Prometheus, Epimetheus en Atlas; en Kronos ten slotte verwekte bij Rheia de latere ‘Olympiërs’: Hera, Hestia, Demeter, Hades, Poseidon en Zeus. Enkele Titanen-kinderen, zoals Helios, Prometheus, Epimetheus en Atlas, worden ook zelf aangeduid als Titanen.

De Titanen kwamen, onder aanvoering van de jongste, Kronos, in opstand tegen Ouranos, nadat deze door Kronos ontmand was, en ze bevrijdden hun door Ouranos opgesloten broers, de Kyklopen en de Hekatoncheiren (het reusachtige drietal Kottos, Briareus en Gyges, elk toegerust met honderd armen en vijftig hoofden).

Later echter moeten de onder opperheerschap-pij van Kronos regerende Titanen zich op hun beurt te weer stellen tegen een opstand, nu van Zeus en diens broers en zusters. Het komt tot een tien jaar durende strijd, de ‘Titanomachie’, waarin Zeus en de zijnen de strijd aanbinden met Kronos en diens mede-Titanen. Zeus krijgt de hulp van de Kyklopen en Hekatoncheiren, die immers opnieuw, nu door Kronos, waren opgesloten en door Zeus bevrijd, en van enkele Titanen-kinderen, onder wie Prometheus. De Titanen Helios en Okeanos houden zich afzijdig, evenals alle Okeaniden.

Zeus treedt uit deze strijd als overwinnaar te-voorschijn en legt aldus de grondslag voor de sindsdien ongebroken heerschappij van de derde, Olympische, godengeneratie.

De Titanen zouden in deze strijd volgens de orphische traditie (Orpheus) Dionysos hebben verscheurd en daarvoor met de dood zijn bestraft. Uit hun stoffelijke resten zou dan de mens zijn ontstaan.

In de Griekse denkwereld maakte de Titanomachie een einde aan de oertijd die – naargelang de waardering van het sindsdien ingezette tijdperk en van het regime van Zeus en de zijnen – werd gezien als een barbaarse tijd dan wel als een gou-den tijd. De Titanomachie – niet te verwarren met de Gigantomachie (Giganten) – is in de antieke beeldende kunst welhaast niet aan te treffen.

In de beeldende kunst en de literatuur van de nieuwe tijd is er een beduidend aantal evocaties en afbeeldingen van de strijd van reusachtige gestalten tegen de Olympische goden, maar lang niet altijd is uit te maken of het gaat om de Gigan-tomachie of de Titanomachie. Zo heeft een schilderij van Rubens ca. 1637 beurtelings te boek gestaan als Val van Giganten en Val van Titanen en voert Keats in zijn gedicht Hyperion de Gigant Enkelados op als Titaan. Schilderijen van Cornelis van Haarlem ca. 1588 en Wtewael ca. 1600 staan te boek als Titanomachie en ook een beeld van Banks 1786 wordt betiteld als een gevallen Titaan. Feuerbach 1874 maakte een grote Titanomachie voor het plafond van de kunstacademie te Wenen.

Tot de dichters die de Titanen evoceren, behoren Ronsard 1550, Wieland 1775, Hölderlin 1800 en Heredia 1893. Nescio duidt met Titaantjes 1918 (geschreven in 1915) de ‘wereldbestormers’ en hervormers aan die uiteindelijk nauwelijks iets tot stand weten te brengen.

Blamont en Bury maakten naar een scenario van Bonneval in 1745 een ‘ballet héroïque’ ter gelegenheid van het huwelijk van de Dauphin. Rossini gebruikte voor zijn ballet 1810 een scenario van Viganò, Liszt voor zijn stuk 1842 voor bari-ton, mannenkoor en piano een tekst van Schober.