Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Paspoort

betekenis & definitie

Gewoonlijk gebruikt men de verkorte vorm: pas. Het volledige woord is uit het Frans overgenomen.

Passe-port is een samenstelling van de stam van het werkwoord passer en port: haven. Een paspoort is dus oorspronkelijk een vrijgeleide op zee, een papier dat toegang tot een haven gaf. Volgens anderen is port: toegang (van het ene land naar het andere).In tal van talen is de verkorte vorm pas voor paspoort verbreid, bijvoorbeeld in het Duits, Deens, Zweeds en Italiaans.

Wij gebruiken het woord pas in de verkleiningsvorm: pasje ook voor: tramkaartje waarmee men op een andere lijn kan overstappen. Dit is een verkorting van het Franse passe-partout: doorlopende toegangskaart.