Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

Gepubliceerd op 21-07-2020

onnozel

betekenis & definitie

dwaas (informeel)

Zelfs die kameraadschap had Walter nu aan diggelen geslagen door zijn herontdekte wellust te gaan botvieren op deze overjaarse bakvis, deze ‘Carla’, die natuurlijk te vereerd en te onnozel was om te beseffen dat zijn keuze voor haar geen kwestie was van passie, maar een revolte tegen de sleur.
(Tom Lanoye, Heldere hemel)
Gij zijt hier de baby, Van Wesemael, en als ik u was, zou ik die onnozele grijns van mijn gezicht halen en in de grond zinken van schaamte!
(Geertrui Daem, Het verdeelde huis)

Onnozel' heeft in Belgisch-Nederlands veel betekenisnuances. Het kan iets minimaliseren: 'Voor zo'n onnozel foutje word ik gestraft' of minachting uitdrukken: 'Ik heb genoeg van uw onnozele liedjes'. Als het om personen gaat, kan het betekenen dat iemand onschuldig is: 'Een onnozel kind', of dat iemand plaagt: 'Die onnozele met zijn flauwe moppen' of dat iemand lastig is: 'Doe niet zo onnozel'.

Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 6
Vlaamsheid: 2