Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 23-12-2024

BEDIJKEN

betekenis & definitie

(Fr.: endiguer; Du.: eindeichen; Eng.: to dike), het beschermen met een dijk tegen water van buiten. Men gaat over tot het bedijken van gorzen, schorren of kwelders, zgn. nieuwe gronden, langs de benedenrivieren, zeeboezems en wadden, wanneer zij daartoe rijp zijn, d.w.z. in het algemeen tot de hoogte van dagelijks hoog water aangewassen of opgeslikt zijn en dan hoog genoeg liggen, zodat na het bedijken het overtollige water bij laagwater kan worden afgevoerd.

Het bedijken van oude gronden, d.w.z. gronden in een gebied, dat zelf door duinen, dijken enz. tegen buitenwater beschermd is, echter welke gronden te laag liggen ten opzichte van de binnen dat gebied voorkomende waterstand, wordt veelal als bepolderen of in polder leggen aangeduid. Het bedijken van meren of plassen geschiedt opdat deze van de daarmede in verbinding staande wateren afgescheiden worden ten einde te worden drooggemaakt. Door het bedijken ontstaat dus een afgesloten gebied, dat polder genoemd wordt, waarbinnen de gewenste waterstand, het polderpeil, onderhouden wordt.

< >