Boeken
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren

 

Synoniemen zoeken

Uitgelicht

Valt op hè?

Ontwerp nu je advertentie. Direct online!

Synoniem van trouw

  • getrouwtrouwen
  • huwelijk
  • huwen
Synoniem van 'n ander trefwoord
  • aanhankelijk
  • aanhankelijkheid
  • beproefd
  • duidelijk
  • eerlijk
  • fideel
  • geregeld
  • getrouw
  • getrouwheid
  • huwelijk
  • toegewijd
  • volhardend
  • zeker
  • Betekenis van trouw
  • Spreekwoorden met trouw
  • Spelling van trouw
  • trouw vervoegen
2019-10-24 2019-10-24
Groot Synoniemenwoordenboek

Groot Synoniemenwoordenboek

P.G.J. van Sterkenburg (1991)

trouw

trouw - [znw] het zich houden aan een zedelijke of persoonlijke verbintenis met iemand. Getrouwheid is een archaïstisch synoniem. Jegens een meerdere, een vorst of het gezag betoont men loyaliteit. Een overdreven en niet te schokken trouw noem je hondetrouw.

Zie: verbondenheid.

2017-11-14 2017-11-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trouw

trouw - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

1. wie zich houdt aan wat hij beloofd of afgesproken heeft
♢ haar trouwe vriend laat haar niet in de steek
1. te goeder trouw zijn
[eerlijk en oprecht zijn]
2. te kwader trouw zijn
[slechte bedoelingen hebben]
3. trouw zijn huiswerk maken
[zonder een keer over te slaan]
4. een trouwe hond
[een trouw persoon]
2. volhardend en standvastig
♢ hij is trouw aan zijn principes
3. wie de ander niet verlaat
♢ ik ben mijn liefje trouw, hoor!

1. het trouwen of het getrouwd zijn
♢ wij rekenen op elkaar bij rouw en trouw
2. het doen wat je beloofd hebt
♢ hij neemt het niet zo nauw met de huwelijkstrouw
1. trouw zijn aan iets
[je eraan houden]
2. trouw zijn aan de wet
[je altijd aan de wet houden]
3. te goeder trouw zijn
[eerlijk en oprecht]
4. te kwader trouw zijn
[slechte bedoelingen hebben]
3. het zich beperken tot de seksuele relatie met één persoon
♢ Ursul beloofde Hatice eeuwige trouw
1. eeuwige trouw zweren
[beloven dat je altijd bij elkaar blijft]

Bijvoeglijk naamwoord: trouw
... is trouwer dan ...
het trouwst
de/het trouwe ...
iets trouws

Synoniemen
getrouw

Zelfstandig naamwoord: trouw

Synoniemen
huwelijk

Tegenstellingen
ontrouw

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
© 2023 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten