Synoniemen zoeken
Synoniem van slim
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
slim
slim - blijk gevend van een grote vaardigheid in het bedenken van oplossingen, het doorzien of bedenken van plannen en dergelijke. Het kan betrekking hebben op een persoon, dier of zaak, en is synoniem met gewiekst en, in informele stijl, gis en goochem; in België gebruikt men ook plat. Glad geeft aan dat er ook opportunisme en enige onbetrouwbaarheid in het spel zijn. Boerenslim, leep of, zeer informeel, link is slim op een laag-bij-de-grondse manier. Uitgeslapen, uitgekookt en gehaaid kunnen alleen op een persoon slaan: 'zeer slim'. Sluw (zie aldaar) zeg je van personen die bedreven zijn in het verbergen van hun bedoelingen. Uitgekiend daarentegen heeft altijd betrekking op een zaak: 'een uitgekiend plan'.
Zie: handig; intelligent; verstandig; vindingrijk.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Slim
worden gezegd van hem, die op eene behendige wijze meest ten nadeel van anderen zijn doel tracht te bereiken. Bedriegelijk is het algemeene begrip; listig is degene, die van zijn ervaring en kennis partij weet te trekken om door goed gekozen middelen zijn doel langs slinksche wegen te bereiken. De listige beoogt niet altijd kwaad en is in zoover onder-scheiden van den arglistige. Het woord listig heeft echter meest eene bijge¬dachte van onoprechtheid. Loos ziet meer op de aangeboren eigenschap van behendigheid en het kiezen der middelen om tot zijn doel te komen; het laat in het midden of de persoon, aan wien het wordt toegeschreven, groote scherpzinnigheid bezit; zelfs een domme kan loos zijn. Bij slim is dit niet het geval, dit verbindt het begrip van loosheid met dat van verstandelijke ontwikkeling. Een slimme is niet noodwendig iemand, die met bedriegelijke middelen te werk gaat, hij paart behendigheid aan scherpzinnigheid; arg¬listig is listig met een boos opzet, dus listig en boosaardig tevens; geslepen drukt dit in hooge mate uit; meestal ligt hierin de bijgedachte van oneer¬lijkheid; sluw wijst op de behendigheid om zoowel zijne eigen bedoelingen en de middelen, die men aanwendt, te verbergen, als de aanslagen van anderen, waaraan men bloot staat, te verwijderen. Een sluwe knaap.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
slim
slim - bijvoeglijk naamwoord
1. wie het vlug snapt en snel reageert
♢ Maikel is een slimme leerling
1. wie niet sterk is, moet slim zijn
[wie geen kracht heeft, moet zijn verstand gebruiken]
2. iemand te slim af zijn
[ervoor zorgen dat zijn plannen niet doorgaan]
Bijvoeglijk naamwoord: slim
... is slimmer dan ...
het slimst
de/het slimme ...
iets slims
Synoniemen
goochem, intelligent, pienter, scherpzinnig, schrander, snugger, vernuftig
Tegenstellingen
dom, onnozel, stom, suf, sullig