Synoniemen zoeken
Synoniem van hoog
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Hoog
Bocht, kromming is eene afwijking van de rechte lijn. Een weg kan eene bocht, eene krom-ming hebben. Boog is een gedeelte van den omtrek eens cirkels, verder een gekromde stok, b.v. het bekende wapentuig, en alles wat daaraan in gedaante nabij komt. Cirkelboog, regenboog, wenkbrauwboog. Kronkeling is eene kromming, die zich meer dan eenmaal buigt, eene omslingering, eene aaneenschakeling van bochten.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
hoog
hoog - bijvoeglijk naamwoord
1. behoorlijk ver van de grond
♢ de doelman maakte een hoge sprong
1. de ruzie liep hoog op
[was erg heftig]
2. dat zit haar erg hoog
[dat houdt haar erg bezig]
3. hij zit hoog en droog thuis
[veilig thuis]
4. hij zweert het bij hoog en bij laag
[zegt dat het zeker waar is]
5. een hoge borst opzetten
[verwaand zijn]
6. dat is te hoog gegrepen
[te moeilijk]
7. iets hoog houden
[in ere houden]
8. je kunt hoog of laag springen, maar...
[om duidelijk te maken dat je niet van mening zult veranderen]
9. de lat hoog leggen
[hoge eisen stellen]
10. hoog tegen iemand opkijken
[veel bewondering voor hem hebben]
11. geen hoge pet op hebben van iemand
[niet veel van hem verwachten]
12. hoog van de toren blazen
[een grote mond hebben]
13. iets hoog in zijn vaandel hebben
[er veel waardering voor hebben]
14. het neemt een hoge vlucht
[ontwikkelt zich goed en snel]
15. geen zee gaat hem te hoog
[hij laat zich nergens door afschrikken]
2. met een grote waarde
♢ ze vragen een hoge prijs voor dit huis
3. scherp, licht en helder
♢ ze heeft een hoge stem
1. het hoogste lied zingen
[luidkeels laten horen dat je blij bent]
2. het hoogste woord hebben
[druk en zelfbewust praten]
4. ver in rang of volgorde
♢ de hogere klassen hebben vrij
1. in hoge mate
[zeer]
2. hoge ogen gooien
[er veel kans op hebben]
3. iemand te hoog aanslaan
[hem te veel belasting laten betalen]
4. hoge lasten hebben
[veel moeten betalen voor woning en onderhoud]
5. ten hoogste
[maximaal]
5. wat beter of edeler is dan het gewone
♢ zij hebben hoge verwachtingen van hun zoon
1. een hoge dunk van jezelf hebben
[denken dat je beter bent dan anderen]
2. iemand hoog hebben
[eerbied, respect voor hem hebben]
3. een hogere macht
[bovenaards wezen of principe]
4. in hogere sferen zijn
[wegdromen]
6. als (van) iemand die hooggeplaatst is
♢ hij is van hoge afkomst
1. hoger beroep aantekenen
[herziening vragen van een vonnis]
2. geen hoge dunk van iemand hebben
[hem minachten]
3. op zijn hoogst
[in het uiterste geval]
4. de Hoge Raad
[hoogste rechtbank van Nederland]
5. hoog spel spelen
[riskante dingen doen]
6. dat is hogere wiskunde voor mij
[dat vind ik heel moeilijk]
7. zo ver als aangegeven
♢ hij woont drie hoog
Algemene uitdrukkingen:
1. hoge nood hebben
[naar het toilet moeten]
2. het is hoog tijd
[we kunnen niet wachten]
3. in hoge mate
[zeer, ruimschoots]
4. de strijd loopt hoog op
[wordt steeds erger]
5. hoog aan de wind zeilen
[bovenwinds]
6. iets bij hoog en laag beweren
[heel stellig]
7. iets hoog opnemen
[het iemand zeer kwalijk nemen]
8. het hoge woord is eruit
[hij heeft het eindelijk gezegd]
9. het zit hem hoog
[hij is er heel verontwaardigd over]
Bijvoeglijk naamwoord: hoog
... is hoger dan ...
het hoogst
de/het hoge ...
iets hoogs
Synoniemen
deftig, nobel, verheven, voornaam
Tegenstellingen
laag