Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

wit

betekenis & definitie

(ook:)

1. naar verhouding licht van huidskleur, als gezegd van Creolen, i.h.b. kinderen, met deze eigenschappen. Met de dokters kinderen speel ik niet. Het zijn evenals die van de gevangenisdirekteur, witte Creolen (Ferrier 1968: 20). Dat witte kind van mij.
2. ongekleurd, doorzichtig, helder (glas e.d.), Ik zag een prachtig betegeld zwembad met helder wit water (Vianen 1971: 55). Ik wil witte glazen in die bril.
-: zie witte abia.
-: witte bioscoop (de), (hist., omstreeks 1924) vertoning van opvoedkundige films. Een groep die onder invloed van de missie stond, begon toen met speciale voorstellingen van zgn. opvoedkundige films. Deze bioscoop, die al gauw de naam kreeg van ‘\Mitte bioscoop’, was geen lang leven beschoren ( ) (Enc.Sur. 71).
- Etym.: ‘Wit’ zou hier kunnen staan in tegenstelling tot de inhoud van de gangbare films, die dan blijkbaar als ‘zwart’ werd ervaren.
-: zie witte bolletrie, bosgoejave, ceder, Chinese poeder, fajalobi, foengoe, kabbes (II).
-: witte kaneel (de), witte tot lichtgele pijpkaneel, die afkomstig is van een uitheerhse boom (Canella alba, fam. Canellaceae). Bij zenuwaandoeningen wordt aan het aftreksel [van S blakatiki-menti] een stukje valeriaanwortel en wat witte kaneel toegevoegd Mlay 13).
- Etym.: Zie de omschrijving; echte pijpkaneel is bruin en komt van de kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum, Advocaatfamilie).
— Zie ook: rooskaneel.
-: wit(te) krapa, lokus, openkap, panta, parelhout, pier, pisi (cit.), pritjari, riemhout, sabakoe, saii, sangrafoe, savannegoejave.
-: witte suiker (de), geraffineerde (dus witte) rietsuiker voor dagelijks gebruik. Zegels, Port' Armes, paspoorten, rij- en voertuigenbelasting, water, electriciteit, grondbelasting, veertarieven, witte suiker, spijsolie enz. zijn allemaal met 50 of meer procent omhoog gegaan (WS 18-12-1982).
- Etym.: De toevoeging ‘wit’ is nodig ter onderscheiding van 'bruine suiker' die ook dagelijks gebruikt wordt. SN w. s. is fijner dan AN ‘suiker’ (gewone), d.i. een geraffineerde (witte) bietsuiker in grove kristalvorm.
- Syn. broodsuiker.
-: zie wit(te)tajer,tamarinde,voetje, Wanica.