(de, -), biertje, glas of flesje bier. In het dorp van het groot-opperhoofd aangekomen, ging hij eerst naar de winkel om een bier te drinken met de winkelier, een vriend (Dobru 1980: 63).
Ik ging de ijskast in, een halve liter bier staarde mij aan (Rappa 1981: 44).