meespreken in de ene of andere zaak; waar over iets gesproken wordt ook een woordje zeggen, bepaaldelijk om een beschuldiging te verzwaren; eig. zijn aandeel in iets betalen, en vandaar recht van meepraten hebben. De uitdr. zinspeelt op de collecte in de kerk.
Vgl. de Zuidndl. zegswijze: een oordje in ’t schotelken leggen, mede zijn woord spreken; altijd een oordje in de schaal te leggen hebben, altijd en op alles iets aan te merken, te beknibbelen vinden; zijn boontje bijleggen. Fr. cirer son coup en carabin; dire son mot; y mettre du sien’, Hd. seinen Senf of seinen Dreier dazu geben; Eng. to contribute one’s mite; to put in one’s word (of oar); to throw one’s stone to the pile.