Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Gepubliceerd op 24-10-2019

Antroposofische zienswijze Sinterklaas

betekenis & definitie

Voor de antroposofen is Sinterklaas de opvolger van → Wodan. Wodan (ook wel Odin) staat voor Woeden of Adem: de wind die planten, dieren en mensen laat ademhalen en daardoor ook leven betekent. Die adem heeft ook een relatie met de spraak en de taal. De taal is een geschenk van de windgod.

Dankzij de taal kunnen de mensen elkaar tot inzicht brengen. Het paard van Wodan is het zinnebeeld van het verstand dat zich op het bovenzinnelijke richt. De hoed van Wodan slaat op het hersendenken, dat zich afsluit van de geestelijke wereld. Zijn mantel staat voor de allesomvattende Ik-kracht, zijn baard voor de macht en de speer (‘ga-snel’) voor de trefzekere gedachte.Na de → kerstening kwam de heilige Nicolaas voor Wodan in de plaats. Hij laat de geestelijke wereld binnen via de mijter die naar boven openstaat. Nicolaas brengt de mensen de hemelgaven, de goddelijke geschenken van de natuur, leven.

Hij maakt de mens los uit de ketens van de dwang waarin deze geboeid is. Hij komt uit de hemel en klopt op de deur om ieder nieuwe levensmoed en innerlijke blijdschap te geven.

Later heeft Sinterklaas deze taken overgenomen. Bovendien zijn op sinterklaasavond de vermaningen in de vorm van gedichten een loutering: anderen houden je een spiegel voor. Er weerspiegelt iets in van vallen en opstaan in het leven. Het → sinterklaasfeest is als een vrolijke, roepende, uitbundige storm voor de stilte van de advent, een periode van inkeer naar Kerstmis toe. Voor het kleine kind is het sinterklaasfeest een geestelijke beleving: het krijgt gaven van bovenaf om het op weg te helpen in het leven, en die geestelijke gaven draagt het daarna met zich mee. Ze helpen het kind zich verder te ontwikkelen.

In het spel dat leraren op Vrije Scholen in de sinterklaastijd voor de leerlingen opvoeren, weeft Maria een kleed voor haar kind Jezus. Het kleed bestaat uit gouddraad. Daartussen wil zij goede gedachten van de kinderen weven. Nicolaas/Sinterklaas geeft geschenken aan de kinderen en zal hun dank als gave aan Maria aanbieden. De sterrenkinderen zullen hem daarbij helpen.

In Sinterklaas en Zwarte Piet ziet men de tegenstelling lichtdonker: Sinterklaas en Zwarte Piet bestaan niet zonder elkaar, ze hebben elkaar nodig. Zwarte Piet moet zijn krachten ten dienste stellen van het goede, verpersoonlijkt in Sinterklaas. Zo kunnen kinderen leren het duistere in zichzelf te overwinnen en het zelfs te gebruiken om het goede in zichzelf te ontwikkelen. Woutersen-van Weerden (1997) interpreteert het sinterklaasfeest nog op een andere wijze: ‘’s Nachts rijdt Sinterklaas over het → dak, zoals ons hogere Ik ook iedere nacht over ons “dak” (hoofd, gedachte, gedachten) rijdt. Zoals de maan de zon spiegelt, zo spiegelt het hogere Ik onze daden van overdag en beoordeelt ze. Elke dag bouwen wij met onze daden aan ons karma en elke dag vinden wij ons karma terug in onze → schoen (lot). (Deze verbinding van lot en schoen vind je ook in de uitdrukking: “Ik zou niet graag in zijn schoenen staan.”) Iedere dag ontmoeten wij weer omstandigheden, waar we ons aan kunnen schaven en ontwikkelen. Zwarte Piet is de bode, hij roetsjt door de schoorsteen heen naar beneden in je huis, zo pardoes naar de kamer waar de kachel (je hart) staat, om te kijken wat je in dienst van het hogere Ik ontwikkeld hebt. Dat alles vertelt hij aan Sinterklaas en dan mag hij van de Sint een pakje in je schoen leggen dat je verder kan helpen op je ontwikkelingspad. Voor ons zijn dit duistere processen die in de nacht plaatsvinden; wij hebben er nauwelijks bewustzijn van. Zolang wij nog niet genoeg bewustzijn ontwikkeld hebben om iets van dit proces te beseffen en te ervaren, houdt het hogere Ik deze Zwarte Piet in de gaten en leidt hem.

Vroeger werden wij helemaal geleid door de goden, die in ons dachten, maar gaandeweg worden wij steeds zelfstandiger en krijgen wij ook meer verantwoordelijkheid. Als wij sterk genoeg geworden zijn, zullen wij ook Zwarte Piet bewust in de ogen kunnen kijken en dan zullen wij zien dat je niet bang voor hem hoeft te zijn maar dat hij je lachend en met ondeugende (of uitdagende) blik aankijkt. Hij laat ons zien hoe wij er in werkelijkheid geestelijk gezien uitzien, hij is het beeld van onze dubbelganger. Wanneer je zo naar Piet kijkt, besef je ook hoe boeiend het is dat hij uit het duister van de nacht gekomen is en nu als beeld overal op straat in bonte kleuren gekleed rondrent. Dit is een vóór-beeld van wat wij aan het ontwikkelen zijn: de mogelijkheid om onze dubbelgangers waar te nemen, niet alleen die van jezelf, maar ook die van de ander, zodat je elkaar kunt helpen in dienst van “Sint” (dus het hogere Ik). Zwarte Pieten werken ondanks alle ondeugden toch samen!’ Sweers e.a., 1981; Tak, 2000; Woutersen-van Weerden, 1997.