Wezenheid. Essentia proprie est id, quod significatur per definitionem s. THOMAS, SUMM.
THEOL. I, Q. 29, A. 2, AD 3, De wezenheid is eigenlijk dat wat door de bepaling wordt te kennen gegeven. — Redire ad essentiam suam nihil aliud est quam rem subsistere in seipsa, S. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 14, A. 2, AD I, Naar zijn wezenheid terug te keeren beteekent dat iets op zich zelf staat. — Essentiae rerum sunt aeternae, et immutabiles, De wezenheid der dingen is eeuwig en onveranderlijk. — Essentiae rerum sunt indivisibiles, De wezenheid der dingen is onverdeelbaar.— Quod per essentiam dicitur, est causa omnium quae per participationem dicuntur, s. THOMAS, SUM. C. GENT. II, 15, Wat van wezenheid uit is is oorzaak van al wat door deelhebbing is. — Non omne quod accidit alicui praeter rationem speciei est determinativum essentiae ipsius ut oporteat illud poni in ratione eius, s. THOMAS, II QUAEST.
QUODLIB. A. 4, AD 2, Niet alles wat iets buiten zijn soortelijken aard aandoet bepaalt mede zijn wezenheid met dit gevolg dat het in de bepaling van laatstgenoemde zou thuishooren. — Quamvis ... genus signified totam essentiam speciei, non tamen oportet ut diversarum specierum, quorum est idem genus sit una essentia, s. THOMAS, DE ENTE ET ESSENTIA C. 3, Hoewel het geslacht de heele wezenheid der soort te kennen geeft, toch hebben verschillende soorten van een zelfde geslacht daarom niet eenzelfde wezenheid. — Ratio generis vel speciei vel differentiae convenit essentiae secundum quod significat per modum totius, ut in nomine hominis vel animalis pront implicite et indistincte continet totum hoe quod in individuo est, S. THOMAS, DE ENTE ET ESSENTIA c. 4, De begrippen geslacht, soort en soortelijk verschil komen de wezenheid toe in zoover een geheel te kennen geven, zooals met namen als « mensch » en « dier » het geval is; aldus omvat namelijk de wezenheid onuitgedrukt en onbepaald al wat in een enkeling voorkomt. — Essentia communis, Gemeenschappelijke wezenheid. Essentia completa, Volledige wezenheid. Essentia divina, Goddelijke wezenheid. Divina ... essentia est omnium similitudo, s. THOMAS, SUM. C.
GENT. I, 57, De goddelijke wezenheid is het oerbeeld van alle wezens. — Potest ... cognas ci (essentia divina) non solum secundum quod in se est, sed secundum quod est participabilis secundum aliquem modum similitudinis a creaturis, S. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 15, A. 2, c., Gods wezen is niet alleen kenbaar zooals het is, op zich Zelf genomen, maar ook zooals het volgens een zekere gelijkenis aan de schepselen kan medegedeeld worden, THEOL. SUM. i, 443. — Ubicumque est virtus divina, est essentia divina, s.
THOMAS, QU. DISP. DE POTENTIA Q. 3, A. 7, c., Waar ook de goddelijke kracht ich voordoet is ook de goddelijke wezenheid. — Unaquaeque ... creatura habet proprium speciem secundum quod aliquo modo participat divinae essentiae similitudinem, s. THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 15, A. 2, c., Ieder schepsel heeft zijn eigen aard, in zoover het door deelhebben op een of andere manier gelijkvormig wordt met het goddelijk wezen, THEOL. SUM. i, 443. — Essentia finita, Eindige wezenheid. Essentia individualis, Eenlingelijke wezenheid. Essentia infinita, Oneindige wezenheid. Essentia metaphysica, Metaphysische wezenheid. Essentia physica, Physische wezenheid. Essentia propria, Eigen wezenheid. Essentia simplex, Enkelvoudige wezenheid. Essentia specifica, Soortelijke wezenheid.
