Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

zak

betekenis & definitie

onaangename of onnozele vent. Wellicht een verkorting van klootzak.

De meeste kinderen vinden hun vader een ouwe zak (hij durft het woord lui niet te gebruiken, want zijn krant heeft nog taboes, zegt hij). (Hitweek, 14/01/1966)

Wat motje, ouwe zak! (Ben Borgart, De vuilnisroos, 1972)

Martin, je bent een slappe zak... (J.M.A. Biesheuvel, De wereld moet beter worden, 1984)