haveloos, vies persoon; iemand die smerige streken uithaalt; gemene vent. Een smeerlap was oorspronkelijk een gebruiksvoorwerp: een lap of doek waarmee men iets insmeert.
Professor Schol, je bent een verdomde smeerlap! Hoor je niet dat ik zeg dat je een smeerlap bent? (Johannes Kneppelhout, Studenten-typen, 1839-1841)
Smerlap, zu’j den bek houwen! (J.J. Cremer, Betuwsche novellen, 1856)