Wat is de betekenis van Haveloos?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haveloos

haveloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. slecht verzorgd, schamel, zonder bezittingen De haveloze alcoholist was vroeger een succesvolle advocaat. Woordherkomst afgeleid van have met het achtervoegsel -loos Synoniemen armoedig, onverzorgd, bouwvallig, deplorabel Verwante be...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

haveloos

haveloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ha-ve-loos 1. oud en slecht onderhouden ♢ hij droeg een haveloze spijkerbroek Bijvoeglijk naamwoord: ha-ve-loos ... is havelozer dan ... de/he...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Haveloos

adj., suterich, skibbich, skurf, haveleas, popelich, skobb(er)ich, grobb(el)ich; — persoon, grobbert; haveloze vrouw, slons.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haveloos

bn. (...lozer, -t), 1. zonder have, zonder geld en goed; 2. armoedig en verwaarloosd, slordig, met gescheurde kleren: wat ziet hij er haveloos uit; een haveloze bedelaar; — (meton.) haveloze school, school voor haveloze kinderen; — verwaarloosd, vervallen : een haveloos gebouw ; — gescheurd, met gaten:...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

haveloos

bn., bw.; havelozer, -t; eig. zonder have: slordig; schamel: een haveloze bedelaar; jongen, wat zie je er haveloos uit; een haveloos kleed.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

haveloos

('ha:vəlo:s) bn. en bw. (...lozer, –t) 1. zonder have. Syn. →: arm. 2. slordig, armoedig : een ...loze bedelaar; er – uitzien.

2024-04-28
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Haveloos

letterlijk: zonder have, en have is: bezitting, wat men heeft. Het woord is verwant met hebben. ‘)

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

haveloos

bn. (-lozer, -t), 1. zonder have, zonder geld en goed; 2. armoedig en verwaarloosd, slordig, met gescheurde kleren: wat ziet hij er — uit; een haveloze bedelaar; verwaarloosd, vervallen: een — gebouw; gescheurd, met gaten: een haveloze jas. Havelte, Ned. gemeente in de prov. Drenthe, 75,23 km2, 5570 inw., 67 % n.h., 7 % overige, 26 % g...