Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

schijtbak

betekenis & definitie

bangerik; lafaard; maar ook: klootzak.

... en dat soort figuren noemen wij dan bijgoochemers, zogenaamde vlotte binken, die effe met de penoze willen meedoen, schijtbakken zijn het. (Haring Arie, De Sarkast, 1990)

Een van die jongens ken ik al vijftien jaar. Als ik die tegenkom zeg ik gewoon: zo schijtbak, ben jij er ook weer? (Trouw, 01/10/1993)

Ze kijkt haar overbuurman aan, maar die kijkt nu weg. ‘Schijtbak,’ moppert ze. (Nieuwe Revu, 05/05/2004)