Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Rukker

betekenis & definitie

oversekste kerel; meer algemeen ook: klootzak. Letterlijk: masturberende man.

De gebruiker van dit scheldwoord suggereert hiermee dat de aangesprokene seksueel onvolwassen is. Britten gebruiken voor zo iemand het scheldwoord wanker. Ouwe rukker is, naast synoniemen zoals ouwe pik, rampestamper, rukeend, scheet, soepkip enz. een erg populaire aanspreekvorm (voor een intieme vriend). Oorspronkelijk ging het om soldatenslang (van vlak na de Tweede Wereldoorlog?) maar tegenwoordig is dit goedmoedig invectief in ruimere kring verspreid, zij het nog steeds erg informeel. Rukker kan hier gezien worden als een soort woordspeling op ‘rekruut’. Onder compiegenoten is het een vriendelijke aanspreking. Studenten spreken een ouder dispuutlid aan met de term ouwe poeps.

Ik geloof dat die geile rukker niet veel in je ziet, meid. (Louis Ferron, De keisnijder van Fichtenwald, 1976)

Maak je niet met verf, ouwe rukker. (Dimitri Frenkel Frank, Hoge hakken, echte liefde, 1980)

Hoeven lichte, stomme rukkers! (Haagse Post, 09/06/1990)